Anderhalf jaar geleden liep ik de marathon van Valencia niet uit – het was mijn eerste DNF. Twee weken geleden was het payback time. Mijn langste afstand ooit en mijn grootste aantal hoogtemeters ooit stonden op de agenda: tijd voor mijn eerste ultramarathon.
Vanaf januari trainden we onder begeleiding van TRCU met zo’n twintig enthousiastelingen voor Trail d’Orval Florenville. Ondanks ‘de corona’ bleef TRCU creatief: meetings werden vervangen door online meetings, groepstrainingen werden ‘micro-groepstrainingen’ met maximaal vier en later twee personen en testloopjes werden met flexibele starttijden georganiseerd zodat we nooit met teveel personen tegelijk liepen. Kortom: voor ons heel relaxed aangezien er in deze tijd verder vrijwel niets te doen was. Maar de trainers hadden zich waarschijnlijk niet gerealiseerd dat – toen zij ons vroegen of het een kilometertje meer mocht zijn (de naam van het trainingsprogramma) – zij volmondig ‘JA’ riepen op de vraag of het ‘een uurtje’ meer van hun tijd mocht kosten.

Gedurende vijf maanden werden we begeleid volgens een persoonlijk schema en werden er sessies georganiseerd op het gebied van voeding, wedstrijdtactiek en kracht/stabiliteitstraining. En hoewel er bij mij van stabiliteit geen sprake was op raceday – ik ben nog nooit zo zenuwachtig geweest voorafgaand aan een loopje – heb ik alle overige informatie netjes toegepast. Een planner ben ik niet, maar speciaal voor dit programma heb ik een logboek bijgehouden en een wedstrijdplan gemaakt. Want hoe kun je anders ooit een 53KM uitlopen?
Tijdens één van onze sessies met het programma werd er door de organisatie gezegd; het parcours is glooiend, je kunt alles lopen (of rennen, om geen verwarring te zaaien). Daar dacht ik tijdens de race meerdere malen anders over want recht omhoog kan ik niet lopen (rennen dus =)). Gelukkig had ik een plan: bij bergaf, vlak of vals plat omhoog dan blijf ik lopen. Als het te steil wordt, dan mag (moet!) er gewandeld worden. De race had ik opgedeeld in blokken: er was een verzorgingspost op 11KM, 18KM, 34KM en 43KM. En dan kwam de lopende pinda. Daarnaast zou ik elke 10KM een gelletje nemen en tussendoor proberen om vier keer iets kleins te eten. Dat laatste is niet gelukt – ik had bijna meer eten over aan het eind van de race dan dat ik vooraf had meegenomen – maar verder werkte mijn plan uitstekend.
Zeven uur lang dwalen op een parcours, proberen de finish te halen. Dat doet rare dingen met je. Na uren ploeteren, bereikte ik de splitsing van de 40KM en de 53KM. Op dat punt kon ik niet meer rekenen wat het verschil in resterende tijd zou zijn, maar ik wist wel dat het verleidelijk was om af te slaan en de borden voor 40KM te volgen. Veertig, dat is geen ultramarathon. En als ik er nu – na deze uitstekende voorbereiding – geeneen kon lopen, wanneer dan wel? Hardop hoor ik mezelf zeggen: “Ik ga het gewoon doen”. Ja, hardop. En verder was er niemand. Vervolgens sloeg ik linksaf en vervolgde ik het parcours van de 53KM. Tim van der Veer had ons er al voor gewaarschuwd: het is volkomen normaal om met jezelf te praten tijdens een ultra. Gelukkig, als de echte ultralopers het doen dan kan dit vast ook geen kwaad. Vervolgens gingen de meest random dingen door mijn hoofd – en de kans is groot dat ik ze ook hardop heb uitgesproken: ik had zin in pizza (maar dat heb ik eigenlijk altijd), probeerde mijn Frans te oefenen zodat ik bij het passeren van de volgende loper iets meer kon zeggen dan enkel ‘Bon courage!’ en bedacht me dat ik nodig een afspraak bij de kapper moest maken.
Vanachter de bosjes hoor ik ineens “Hee, je bent er al”. Andre had tijdens het wachten besloten om de laatste paar kilometers tot aan de finish mee te lopen. Zelf had hij eerder die dag 19KM gelopen en anders was het een lange zit totdat iedereen binnen was. Uitvoerig begon ik verslag te doen van de vijftig kilometer die ik er inmiddels op had zitten. “Wat ben je nou allemaal aan het lullen. Ben je niet moe?”, vroeg Andre. Was ik moe? Ik weet het eigenlijk niet. Nee, niet echt. Mijn voeten begonnen wel pijn te doen maar ook de laatste kilometers kon ik prima lopen (rennen!). Vlak voor het einde kwam de lopende pinda ons tegemoet. Niet echt natuurlijk. Maar ik wist dat als ik Eelko zou tegenkomen, ik ook een zak M&Ms (met pinda!) zou tegenkomen. En hoewel het superleuk was om Eelko te zien, kon ik niet wachten om iets van chocolade in mijn mond te steken. Overigens had Eelko zich ook ingeschreven voor de 19KM maar hij werd met een dramatische tijd van 04:42:53 allerlaatste op die afstand. Uiteraard wel met een goede reden, want hij liep met aller TRCU-lopers de laatste kilometers mee om vervolgens vlak voor de finish weer om te keren en de volgende tegemoet te lopen. Een goed voorbeeld van de toewijding van de trainers en waarom dit programme een ‘een uurtje’ meer in beslag zou nemen.
Met zijn drieën gingen we de laatste kilometer in. Eelko wees mij op een chick die vlak voor ons liep: “Die gaan we pakken”. Alsof dat uitmaakt na zeven uur ploeteren. Ik wilde er eigenlijk niets meer van weten. Maar jahoor, we haalden haar in. En het voelde fantastisch. Best treurig aangezien het de laatste kilometer was van een race die niet om tijd draait, maar gek genoeg werken dit soort momenten motiverend. Bij de finish stonden de snellere 53KM-lopers van de TRCU-groep en de lopers die een kortere afstand hadden gelopen me op te wachten. Met erehaag en applaus werd ik naar de finish gejuicht. Grote grijns op de finishfoto’s dus!
Dank aan iedereen die onderdeel van dit avontuur was. Zonder jullie was het niet gelukt!